|
||||||||
Het overkwam mij nooit eerder en het kan helemaal aan mij liggen, maar Luk de Graaf is de eerste muzikant van wie ik noch website, noch Facebookpagina, noch recent Youtubemateriaal kon vinden, wat ik een beetje vreemd vind voor een kerel die een staat van dienst heeft, die reikt van Arno tot Frankie Miller, van Big Bill tot The Boxcars en van Admiral Freebee tot Les Talons Gitans. Gelukkig zegt dat niks negatiefs over de kwaliteit van de songs op zijn nieuwe plaat, bij mijn weten de eerste onder eigen naam. Die heet niet voor niets “mono”, want ze staat vol huisvlijt van de Graaf:een dozijn songs van eigen hand, thuis ingespeeld, helemaal in z’n uppie, op zijn vertrouwde Tascam viersporencassettedeck. Dat soort dingen roept bij mij de term “ambachtsman” op en dat bedoel ik in de verste verte niet negatief, integendeel. Dat de Graaff elke muziekstijl aankan, dat bewees hij al vaker, in dienst van anderen. Dat hijzelf ook een heuse songsmid is, in die ambachtelijke zin van het woord, dat was nieuw voor mui en net daarom ben ik zo blij met het verschijnen van dit dozijn liedjes, ingespeeld en -gezongen zonder enig technisch correctie-hoogstandje. Dit is het -vermoedelijk vooral nachtelijke- werk van een mijmerende man-met-een-gitaar, maar dan wel een man met een uitstekende gitaartechniek, die schijnbaar achteloos de minst voor de hand liggende akkoordenreeksen tot een melodie weet te kneden en die, daarvan gebruik makend, heel beeldrijke, haast poëtische teksten voordraagt en zingt. Niet zelden klinkt er enige eenzaamheid door in die teksten: de Graaf durft aan introspectie te doen, durft echt te kijken naar wie hij is en waar hij staat. Dat durven mannen wel eens vaker, zo helemaal alleen in hun kelder, maar Luk de Graaf maakt er haast altijd pure schoonheid van. Luisterend naar deze plaat, hoor ik invloeden van John Hiatt, van Neil Young, van Leonard Cohen, Van Morrison en vooral van Lee Hazlewood, enfin, van de erkende grote songwriters, die allemaal erg onderlegd zijn in het omschrijven en beschrijven van de condition humaine. Fijn aan de plaat is ook dat de nacht altijd eindigt in het ochtendlicht, dat zelfs in hartenpijn hoop verscholen kan liggen, al bestaat jaloezie wel degelijk en dat de mens het gelukkigst is, als hij weet dat er, ondanks alle ellende, ergens iemand wacht. Of, zoals het in “My Baby’s Mind” klinkt:”home is only a heartbeat away”. Dit is een plaat, die meerdere draaibeurten nodig heeft om zich helemaal open te plooien, maar het is allemaal best een beetje moeite waard: de tableautjes die de Graaf schildert, kennen geen grove borstelstreken, maar slechts fijn puntjeswerk: soms moet je even kijken om je te realiseren wat je ziet, maar zodra je de vorm herkent, heb je al snel ook de inhoud te pakken. Of de liedjes van deze plaat veel op de radio gedraaid zullen worden, durf ik te betwijfelen, maar dat kan ik niet anders dan jammer vinden, want ze zijn stuk voor stuk prachtig, authentiek en doorleefd: wie een nummer als “Searching” kan schrijven, of “The Chosen Ones” -en ik pik er nu willekeurig twee uit en al had ik evengoed het “Moondance”-achtige “”March to Wonderland” kunnen vermelden, of “Bay Ruth”, die mag zich met recht en reden “songwriter” noemen. Het wordt stilaan tijd dat Luk de Graaff, die ik overigens persoonlijk helemaal niet ken, zijn bescheidenheid achter zich laat en voor een tijdje de hort opgaat met de knappe songs uit dit koffertje! (Dani Heyvaert)
|
||||||||
|
||||||||